Europese Commissie wil tweede EU Toekomstverkenning Cyber Security
Na het in ontvangst nemen van het EU-rapport ‘European Foresight Cyber Security 2016’ heeft Michael Hager, chef-kabinet van EU-commissaris Oettinger, de intentie uitgesproken om samen met de Cyber Security Raad te willen werken aan een tweede European Foresight Cyber Security (toekomstverkenning cybersecurity).
Verder zal de Cyber Security Raad commissaris Oettinger en ENISA (European Union Agency for Network and Information Security) informatie verstrekken over het concept en de uitwerking van de eerste National Cyber Security Summer School in Nederland. Dit initiatief van de CSR vond plaats in augustus van dit jaar. Ook zal de CSR informatie verstrekken over de Nederlandse cybersecurity-aanpak en de publiek-private samenwerking die ons land op dit vlak kent. De Europese Commissie gebruikt deze informatie om de kennis over publiek-private samenwerking in de lidstaten te verhogen.
Belangrijk advies voor Europees beleid
Michael Hager: “Sinds 2013 kent de EU een uitgebreide cybersecurity-strategie. Maatregelen worden genomen om de nationale cybersecurity centra van de lidstaten te versterken en grensoverstijgende samenwerking te realiseren. De EU-richtlijn voor netwerk- en informatiebeveiliging is in juli 2016 aangenomen. En zo zijn er meer ontwikkelingen binnen de EU te noemen. De aanbevelingen in het rapport ‘European Foresight Cyber Security 2016’ zullen we als belangrijke input gebruiken voor de verdere doorontwikkeling van Europees beleid. Ik ben de Nederlandse Cyber Security Raad en de experts erkentelijk voor hun betrokkenheid en waardevolle adviezen.”
Gedeelde aanbevelingen waardevol voor EU
Paul Timmers, director Digital Society, Trust en Cybersecurity van DG CONNECT, Europese Commissie, was een van de experts die deelnam aan de Europese toekomstverkenning cybersecurity. “In drie groepen spraken experts met elkaar over cybersecurity-issues in relatie tot Internet of Things en Harmonisering van cyber-zorgplichten binnen de EU voor software- en hardwarefabrikanten. Er werden stevige discussies gevoerd, omdat publieke, private en wetenschappelijke partijen soms een andere invalshoek en een ander belang hebben. Juist daardoor krijg je begrip voor elkaar en zijn partijen in staat om tot gezamenlijke aanbevelingen te komen. Dat is waardevol voor de Europese Unie.”